Gered door een schilder

De Latijnse vita van de H. Christina van Thomas van Cantimpré (van Zoutleeuw) was een bestseller in de middeleeuwen. Maar er werden nog ander versies van Christina’s verhaal geschreven. Laten we het hebben over de berijmde bewerking door broeder Geraert uit de 13de of 14de eeuw in Sint-Truiden. Deze rijmen waren een primeur: nooit eerder werd er in het Nederlands geschreven over (bijna) eigentijdse heiligen uit de eigen streek. Ook de vondst van het handschrift van Broeder Geraert in de 19de eeuw was spectaculair. Bijna was het verloren gegaan. Een schilder die het werk te mooi vond, bewaarde het.

Een levensbeschrijving op rijm

We kennen tot en met de 15de eeuw liefst 18 Latijnse handschriften en 3 versies over Christina Mirabilis in het Middelnederlands, waaronder de berijmde bewerking door een zekere broeder Geraert. Die vertaling van Thomas’ vitae van H. Christina (en van H. Lutgardis) hebben deze auteur een plaats opgeleverd in de geschiedenis van de Nederlandse literatuur.

Volgens de enen zou het geschreven zijn rond 1280-1290, terwijl een andere het situeert in de 14de eeuw. De auteur noemde zichzelf broeder Geraert. Hij moet een minderbroeder zijn geweest, wellicht in het klooster in Sint-Truiden. Hij had een zus die non was in het benedictinessenklooster van Nonnemielen. Hij was er biechtvader.

Hij vertrok van de Vita Christinae mirabilis van Thomas van Cantimpré en maakte er een berijmde versie van in Dietse verzen: “Sinte kerstinen heilege leven” op verzoek van Maria van Hoye. Die zou cellarierster of econome van Nonnemielen zijn geweest.

Een parel van losse blaadjes

J.H. Bormans, professor oude letterkunde, koopt het handschrift in 1840. Hoe hij het beschrijft?

Het dialect van broeder Geraert was het Limburgs. Maar hij gebruikte ook het Brabants, het Vlaams en andere dialecten als dat uitkwam voor de rijm of de rijkdom van klanken en vormen. De dichter bemint in het algemeen de zachtheid: “onder de klinkers … mijdt hij de doffe en zware, en kiest gaarne de lichtste en helderste”. Broeder Geraert spreekt van Christina “So wonderlec” (wonderlijk) en niet wonderbaar, als vertaling van het Latijnse “tam mirabiliter” (boek Bormans, pagina 35, noot 82).

Het handschrift is een 8-band van ongeveer 150 beschreven blaadjes (300 pagina’s). Het omvat de berijmde legenden van de H. Lutgardis en die van de H. Christina. Het waren meestal losse bladen, helemaal dooreengeworpen en met een snoer omwonden; amper 1 of 2 bundeltjes van 8 bladen hingen nog samen. Het perkament zelf was uitgezaagd in de binnenrand met pakjes van 12 of 15 blaadjes.

Beide legenden zijn van dezelfde hand, even schoon en duidelijk, met een grote letter. De schrijver heeft het handschrift ook zelf nagezien en verbeterd. Het zou niet de tekst zijn die broeder Geraert zelf schreef, maar het zou er niet ver vanaf staan.

Wat een handschrift lijden kan

Na de Franse revolutie en de dood van de laatste non van Nonnemielen werd het handschrift bewaard in het klooster van Colen. De Franstalige zusters van dat klooster beseften de waarde van het handschrift niet. Een groot deel van het eerste boek van het leven van de H. Lutgardis, voor tenminste 24 blaadjes, werd versnipperd tot hartjes en bladwijzers voor de kerk- en schoolboeken. Andere blaadjes waren, in plaats van bordpapier, geplakt achter kruisjes en prentjes om er de ruggen mee te verstevigen.

Eindelijk gered

De Sint-Truidense schilder Aerts kreeg het handschrift om het te verkoken tot lijm. Gelukkig had die het daarvoor te fraai gevonden. In 1840 kocht professor J.H. Bormans van Sint-Truiden het handschrift van de huisschilder door bemiddeling van een vriend. Hij bestudeerde het uitvoerig en schreef er twee werken over: een over Christina, een over Lutgardis.

 Een verhaal van eeuwen

Lees even mee doorheen de geschiedenis en krijg een overzicht hoe Christina’s verhaal doorheen de eeuwen beschreven en bewaard werd.

12de eeuw - Stichting van het klooster van Nonnemielen als Sint-Katelijneklooster (Conventus Sancte Catherine of het Sint-Catharinaklooster van Sint-Truiden). Het bevond zich juist buiten de stadsomwalling, op de plaats van het huidige station.

1193 - Inwijding van de Sint-Catharinakerk (Katelijnen kerksken) van het klooster. Ze werd in de 18e eeuw afgebroken.

Ca 1220-1230 - Stichting van het Minderbroedersklooster in Sint-Truiden, eerst in het Franciscushuis op de hoek van de Minderbroeders- en Luikerstraat. Het klooster op de huidige locatie werd waarschijnlijk gebouwd in de tweede helft van de 13e eeuw.

1224 - Overlijden van H. Christina, in het Sint-Katelijneklooster, waar ook de H. Lutgard van Tongeren een deel van haar leven had doorgebracht.

1231 - De zusters verhuizen naar Nonnemielen in Metsteren, waar ze een uitgebreid complex bouwen, dat in 1543 tot abdij werd verheven.

1232 - Thomas van Cantimpré schrijft de vita van de H. Christina in het Latijn. Thomas (van Zoutleeuw) was een vermaard dominicaner geleerde en theoloog. Hij was een leerling van Albertus Magnus en een medeleerling van Thomas Van Aquino. Enkele jaren later schrijft hij ook de vita van de H. Lutgardis.

1248 - Abt Thomas van Sint-Truiden, abt van de Benedictijner abdij van Sint-Trudo vanaf 1239, verkrijgt de bevestiging van het klooster van Nonnemielen van paus Innocentius IV.

Ca 1280 -1290 Of ca 1370 - Broeder Geraert schrijft de berijmde vertaling “Sinte kerstinen heilege leven”, van de Vita Christinae Mirabilis van Thomas van Cantimpré; enkele jaren later gevolgd door “Dat leven sinte luthgards”

1796 - Opheffing van de abdij van Nonnemielen. De zusters redden het handschrift uit de handen van de Fransen.

1822 - Het klooster van Colen, ook bekend als klooster Mariënlof, werd opgericht in 1438, als een kruisherenklooster (tot 1796) en vanaf 1822, verbleven er Cisterciënzerinnen.

1836 - Régine de Musiel, de laatste benedictines van Nonnemielen, die op 28 september 1836 op 83-jarige leeftijd in het kasteel van Nieuwenhoven overlijdt, vermaakt het handschrift en alles van het klooster, waar zij de bewaarster van was, zoals de legendarische stoel van Lutgardis aan het klooster te Colen-Kerniel bij Borgloon.

1840 - J.H. Bormans van Sint-Truiden (1801-1878) – professor “Oude letterkunde bij de Hoogeschool van Luik” - koopt het handschrift van de huisschilder door bemiddeling van een vriend.

1850 - Publicatie (Gent) van het boek van J.H. Bormans “Leven van Sinte Christina De Wonderbare” gevolgd door “Leven van de H. Lutgard” (in 1857-1858). Door bemiddeling van J. Verdam schonk S. Bormans, zoon van J.H. Bormans, het handschrift, samen met een aantal Middelnederlandse fragmenten van zijn vader, aan de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam.

1987- Uitgifte van broeder Geraerts twee levens door Maurits Gysseling in het Corpus van Middelnederlandse teksten.

Bronnen:

Vorige
Vorige

De Christina doopvont van Wellen

Volgende
Volgende

Een nieuw beeld van Christina