Bijzondere vrouwen, die ‘mulieres religiosae’

Wist je dat het vrouwen zijn, sterke bijzondere vrouwen die wereldwijd mee zorgen voor de historische reputatie van onze streek? Doorgaans denken we dat in middeleeuwse tijden alleen mannen iets te zeggen hadden en dat de vrouwen een onbeduidende rol speelden en van geen betekenis waren. Zo was het ook grotendeels, dat moet gezegd.  Maar er zijn uitzonderingen! De betekenis van de vrouwen mag niet onderschat worden.

Rond 1200 speelden hier in het toenmalige grote bisdom Luik, en in onze eigenste streek in het bijzonder, een reeks vrouwen een opvallende rol. Dit wordt wereldwijd erkend als een merkwaardig en uniek fenomeen. Onafhankelijk van elkaar ontwikkelden deze vrouwen zich tot sterke persoonlijkheden met een eigen originele geloofsbeleving.
Men noemt ze soms  ‘de Luikse vrouwen’ maar meestal worden ze omschreven als de ‘mulieres religiosae’. Deze naam kregen ze van de grote kardinaal Jacques de Vitry (1170-1240) die zijn leven lang een bewonderaar was van deze vrouwen en mee voor hun erkenning heeft geijverd.

Wie waren ze?

Caesarius van Heisterbach (1180- ca.1240) verhaalt het volgende over hen: “Vooral in Luik en Brabant zijn er veel van zulke vrouwen. Hoewel ze in gewone kleren rondlopen en geen kerkelijke status genieten, zijn ze vaak superieur aan kloosterlingen. Dat komt door de liefde die ze geven. Onder de gewone mensen leven zij een geestelijk leven, onder de wellustelingen een kuis bestaan, in het drukke stadsleven realiseren zij het kluizenaarsideaal.”


De wonderbaarlijke Christina en Lutgarde van Tongeren leefden hier in Sint-Truiden en in Borgloon. Beiden hebben elkaar goed gekend. Ook een kluizenares Jutta die toentertijd bij de kerk van Borgloon woonde en met wie zowel Lutgarde als Christina bevriend waren, mag tot deze vrouwen gerekend worden. Méér namen:  Maria van Oignies, Aleydis van Schaarbeek, Ida van Gors-Leeuw, Juliana van Cornillon, Elisabeth van Spalbeek, Ida van Leuven, Ivetta van Huy, Ida van Nijvel… We kennen velen van hen bij name omdat hun levensverhaal of ‘vita’ werd neergeschreven door clerici die deze vrouwen zelf hadden gekend of getuigenissen over hen verzamelden. Uit de verschillende levensverhalen blijkt dat deze vrouwen veelal goed opgeleid waren. Sommigen hadden een goede kennis van het Latijn en lazen de Bijbel. Van Ida van (Gors)Leeuw weten we dat ze als kind school liep in de kapittelschool in Borgloon.

Glasraam van onze drie markante vrouwen in de Sint-Odulphuskerk (Borgloon)

Vanaf het einde van 12de eeuw ontstond bij deze vrouwen een nieuw soort spiritualiteit. Deze vrouwen wilden religie tot een deel van zichzelf maken. Hun verbondenheid met de liefde van God was sterk lichamelijk en zintuiglijk gekleurd. Ze dansten, ze zongen. En vooral hun lijden beleefden ze als een vereniging met Christus’ lijden. Ze kenden mystieke ervaringen.

Veelal leefden zij vrij en onafhankelijk, ongebonden. Sommige sloten aan bij een religieuze vrouwengemeenschap. Maar anderen leefden gewoon thuis, of ze woonden in een kluis. Ze kozen voor een religieus leven tussen de mensen.

Hoe werden ze bekeken?

Heel dubbel! Ze werden zeer argwanend bekeken en gevolgd. Hun ervaringen en gedragingen pasten niet bij de dominante institutionele geloofspraktijk.  Mannelijke clerici ervaarden hun vrouwelijke mystiek als subversief. Deze vrouwen vertegenwoordigden een tegenmacht, ook al was dat zeker niet hun ambitie. Er ging bovendien van hen een spirituele autoriteit uit. Zij gedroegen zich namelijk ‘profetisch’. Dat wil zeggen, ze spraken vrank en vrij. Ze uitten openlijk kritiek op hooggeplaatste heersers die onrecht pleegden, op wantoestanden in de kloosters. Ze spraken zich uit over zaken van geloof en over de Bijbel. En dat in een tijd dat het spreekrecht van vrouwen streng beperkt was door de kerk (zie Decreet van Gratianus uit 1140)!

Maar anderzijds werd het charisma van deze vrouwen ook breed gewaardeerd. Ze waren geliefd. Ze werden opgezocht en om raad en hulp gevraagd door eenvoudige lieden. Maar ook voorname aristocraten en geestelijken bewonderden hen, stonden hen bij en lieten zich inspireren. Invloedrijke clerici en theologen hielden hen de hand boven het hoofd. De levensverhalen die mannelijke geestelijken schreven zijn het bewijs van het respect dat men voor hen had. Deze vitae dienden als voorbeelden van een nieuwe spiritualiteit en om bij te dragen tot hervorming. En het moet gezegd worden dat zij met hun spiritualiteit een gedurfde inspiratie hebben geleverd voor belangrijke hervormingen.

Toch werd de ‘wildgroei’ van de ‘mulieres’ ook als een bedreiging gezien door het hoogste niveau van de kerk. En dus probeerde men dit fenomeen in te perken, in ordelijke banen te leiden en te kanaliseren. En zo zijn vanuit onze streek de begijnhoven ontstaan, waar religieuze vrouwen enigszins onder toezicht en toch voldoende onafhankelijk en vrij konden samenleven.

Vorige
Vorige

Een nieuw beeld van Christina

Volgende
Volgende

Christina, een pelgrim?